|
|
8. Slacht & offer – het varken in het modernisme
Of: Knorretje zei niets. Hij had wel geprobeerd om ook iets te bedenken maar, het enige wat hij bedenken kon was ‘Help, help!’ 1)
“Het werd tot een vanzelfsprekendheid dat er in de kunst niets meer vanzelfsprekend is, noch in de kunst zelf, noch in haar verhouding tot de totaliteit”.2) Met deze woorden opent Theodor Adorno3) in zijn Ästhetische Theorie de poort naar het spanningsveld van de moderne tijd, dat aldus omschreven niet enkel het nieuwbakken poepveldje van de kunstenaar typeert, maar de speelwei van de moderne samenleving tout court.
Het begin van de moderne tijd (±1750) wordt gemarkeerd door kenteringen op industrieel en politiek gebied. De productie van goederen wordt gemechaniseerd. De eerste democratieën aanschouwen het levenslicht.4) De stam waarop deze ontwikkelingen zijn geënt is het utopisch denken, ontsproten aan een heilig geloof in de maakbaarheid van de samenleving. Verandering staat gelijk aan verbetering. De evoluerende mens zal tenslotte ontstijgen aan zijn eigen beperktheden.
Het knusse kader waarin de religie voorzag maakt plaats voor aardse onsamenhangendheid: “De moderne mens, die zich heeft bevrijd uit het keurslijf van het traditionele gezag dat hem vroeger in zijn bewegingen hinderde maar ook steunde, heeft een vrijheid van handelen gekregen die zowel huiveringwekkend als verrukkelijk is”.5) Het paradijs, voorheen gesitueerd in de hemel, dient te worden verwezenlijkt op aarde.
Bij de Franse dichter Baudelaire (1821-1867) botst de esthetische utopie6), die een verzoening tussen kunst en leven voorziet, op de wens om het dichter bij huis te houden, en het heden – ‘het vergankelijke, het vluchtige, het toevallige’ – te heroïseren.7) “Voor hem betekent modern zijn niet het erkennen en aanvaarden van die eeuwigdurende beweging,” aldus Michel Foucault, “maar integendeel het aannemen van een bepaalde houding tegenover die beweging; een doelbewuste, ongemakkelijke houding die erin bestaat weer vat te krijgen op iets eeuwigs dat niet voorbij of achter het huidige moment ligt, maar erin vervat is”.8)
Het kuiken dat hier pikt door de schaal van zijn ei is de avant-gardist, de kunstenaar die aan het gepeupel voorafgaat, noodzakelijkerwijs, omdat hij streeft naar iets wat nog niet gedefinieerd is, en dwingt tot proef én beproeving. Daar het ‘huidige moment’ elke ochtend als een mestkever een verse bal stront voor zich uitduwt neemt het proces geen eind. Het dogma van de constante vernieuwing blijkt in de praktijk een overtreffende trap, die aan elke nieuwe beklimmer hogere eisen stelt.9)
Het gevolg is een stortvloed aan stromingen en tegenstromingen, een aanhoudende golfbeweging. Op het politieke vlak vindt de versplintering een tegenhanger in de ismen, die voet aan de grond krijgen in de negentiende eeuw. Versplintering vereist nauwkeurige afbakening. Ismen hebben baat bij heldere, ondubbelzinnige symbolen. Wat moet er worden van een utopie als hij op voorhand ten prooi valt aan slonzigheid? Het varken dient zich hierbij aan als een uiterst ambigu, onzuiver en dus onhanteerbaar symbool.
Maar het vuur onder de destructor kan uit blijven. Voor het gat van één oven laat het dier zich niet vangen.
In een essay over de verwerking van de holocaust in de literatuur signaleert Arnold Heumakers, in navolging van de socioloog Zygmunt Bauman, een direct verband tussen de kampen en het modernisme: “De planmatig uitgevoerde, bureaucratisch georganiseerde en ‘wetenschappelijk’ gelegitimeerde massamoord was alleen mogelijk in onze moderne wereld”. Het Derde Rijk is een “extreme variant van het moderne ideaal van de maakbare samenleving”. Zo bezien was er geen sprake van destructie, maar van ‘scheppende arbeid’.10)
Scherper valt het dilemma van de moderniteit niet te verwoorden.
Het varken plooit zich. Zoals reeds werd betoogd in de slotalinea van hoofdstuk 6 valt de symboliek van het dier in de 20e eeuw ten prooi aan een bizarre gespletenheid. Naast de gangbare duidingswijzen, te mals om te versmaden, ontplooien zich nieuwe hoedanigheden: het varken als dader en het varken als slachtoffer.11) Het varken als dader passeerde inmiddels de revue, in hoofdstuk 7, waar het zich parmant breed maakte, kilo's medeplichtigheid, schoon aan de haak.
Dit laatste gezegde is eigenlijk meer van toepassing, u raadt het al, op die andere categorie: het varken als slachtoffer. Het varken als slachtoffer bevindt zich in akelig gezelschap: de miljoenen doden van de 20e eeuw.12) Hét thema bij uitstek van de 20e eeuw is de slacht. Als we tijdvakken naar maanden zouden noemen, zouden we de 20e eeuw november noemen, naar de slachtmaand, de nevelmaand. Geheel in lijn laat ook het varken zich slachten.
In zijn roman Lord of the flies (1954) legt William Golding de vinger fijntjes op de zere plek, om er vervolgens eens lekker in te poken. Een doekje voor het bloeden is wel zijn laatste bekommernis.
Bij het uitbreken van een atoomoorlog strandt een groep bengels op een onbewoond eiland. Het aanvankelijke lusthof gaat als gevolg van tweespalt weldra naar de verdommenis. De demagogische Jack ondermijnt de positie van de democratisch gekozen Ralph. Diens op rede gestoelde bewind kent in de dikke, bebrilde Piggy een dubieus icoon. Piggy is snugger, humaan en bepleit tot het bittere einde orde en beschaving. Da's mooi. Ware het niet dat Golding de lezer een geniepige poets bakt. Helemaal onbaatzuchtig is Piggy's standpunt namelijk niet. Hij heeft een gegronde reden om te kiezen voor een systeem dat beschutting biedt aan zieligen, zieken en nooddruftigen. Tot die categorieën behoort hij immers zelf. Hij lijdt aan vetzucht, heeft astma13) en is zonder bril zo blind als een mol. Dit toonbeeld van beschaving staat dus tevens model voor het van de natuur vervreemde, verwekelijkte welvaartskind.
Zijn absolute tegenpool is Jack. Jack appeleert aan het instinct, het beest in de mens.14) Bij hem geldt het recht van de sterkste. Zijn regiem stoelt op angst en onderdanigheid. Het vereist offers en riten.15) Hoezeer Piggy ongewenst is binnen Jack's bestel blijkt uit het belangrijkste ritueel, waarbij aanvankelijk een varken (in het Engels: ‘pig’) wordt gevangen en geslacht. In een latere variant komt de rol van het varken voor rekening van een jongen, en scandeert de furieuze meute: "Kill the pig! Cut his throat! Kill the pig! Bash him in!"16)
Dat Jack's anti-intellectuele scenario louter wormstekige zoden aan de dijk zet, blijkt indirect uit het lot van een door de vlerken gedode zeug. Haar afgehouwen kop wordt op een paal gespietst. Spoedig ziet het er zwart van de vliegen. Dit rottende kreng vormt het embleem van de Lord of the flies, de Heer der Vliegen, ook gekend als Beëlzebub. Deze incarnatie van het kwaad geniet in het christelijke avondland geen fraaie reputatie. Net zomin als de andere gastarbeiders in de Heilige Schrift. Ooit had B. een bloeiende praktijk in Kanaän: “Zijn naam betekende ‘Heer van het huis’. In talrijke oude godsdiensten waren vliegen de dragers van de ziel, en heerste het oude geloof dat vrouwen zwanger raakten door hen in te slikken”.17) Een Heer der Zielen was de Lord of the flies derhalve, invloedrijk en prestigieus. Tot Jahweh zijn gok om de hoek stak. Toen was het gedaan met de zaken. Zijn profeten waren er als de kippen bij om andermans godheden tot duivels te bombarderen.
Ondertussen, op het eiland, zoeken de vliegen hysterisch zoemend naar een lichaam om te bezwangeren, te bezielen. Maar er valt niets te bezielen. In een rijk vol jochies die langzaam maar zeker vervallen tot barbarij is de enige ‘vrouw’ die de vliegen treffen de rottende vrucht van hun jeugdige bestialiteit, een morsdode zeug. Inmiddels is zonneklaar waarom Golding zo expliciet vermeldt dat het varken vrouwelijk van geslacht is.18) De catastrofale omvang van de gesuggereerde onvruchtbaarheid treedt evenwel pas aan het licht als men een en ander betrekt op het lot van dat andere varkentje, Piggy.
Bij een laatste poging de populatie van het eiland te behoeden voor totale barbarij wordt “the true wise friend called Piggy”19) verbrijzeld door een rotsblok. Met hem sneuvelt de schelp die werd benut om vergaderingen bijeen te roepen. In combinatie met de vermorzeling van de schelp, hier zinnebeeld van cultuur en civilisatie, tevens erkend symbool voor de vulva20) en de geboorteorganen, mondt het verscheiden van de rede i.c. Piggy uit in een overweldigend beeld van totale infertiliteit. Of, vervat in een handzaam motto: barbarij is slecht voor de gezondheid en als voedingsbodem pet; enkel beschaving garandeert groei. Een opinie die na twee wereldoorlogen niet geheel en al uit de lucht komt vallen.
Er wordt wat afgeslacht in de 20e eeuw. Als al niet de slacht an sich wordt getoond, dan is het wel de uitkomst, het karkas in de vitrine van een slager. Federico Garcia Lorca (1898-1936) uit zijn ongenoegen in het gedicht New York (kantoor en aanklacht):
Alle dagen worden er in New York gedood
vier miljoen eenden,
vijf miljoen varkens,
tweehonderduizend duiven voor het genot der zieltogenden,
een miljoen koeien,
een miljoen lammetjes
en twee miljoen hanen
die de hemel achterlaten in gruis.21)
Natuurlijk is de verbeelding van jacht & slacht in de kunst van alle tijden.22) Bij het duiden van een dergelijk thema ligt Hineininterpretierung op de loer. In het geval van Camille Pissarro's schilderij De varkensslager (1883) berust de keuze van het motief op toeval. Het is de impressionist te doen om compositie en kleurenspel, maar die hadden ook vorm gekregen als de afgebeelde vrouw pastinaak had verkocht. Niet toevallig stamt het werk uit de 19e eeuw, een wat zonniger tijdvak.
Want als George Grosz zich aan slagers en kadavers waagt, hetgeen hij in zijn Berlijnse jaren menigmaal doet, wordt het al moeilijker om voorbij te gaan aan zijn typisch 20e-eeuwse fascinatie voor de mestvaalt van de menselijke geest. Niet in het minst door de wijze waarop penvoering en kleurgebruik een sfeer van dreiging oproepen. De prenten zijn vlekkerig; in het geval van kleurgebruik domineren roodtinten. Op het schilderij Butcher's shop (1930) figureert een reusachtig mes.23) De suggestie is er evenwel een van realisme, een symbolische strekking lijkt niet beoogd.
Een vergelijkbaar ongemakkelijke mix van realisme en verkapte agressie toont Grosz' tijdgenoot Georg Scholz. De aquarel Klein stadje overdag: de slager (±1923) toont een dorp in vogelvlucht. Met zijn strakke lijnen, heldere kleuren en lawine aan details doet de prent denken aan het genre posters dat de tandarts tegen het plafond prikt om de patiënt af te leiden van zijn gruwelbedrijf. Inhoudelijk lijkt de plaat daartoe minder geschikt. Met een doodgraver en een robuuste slager prominent op de voorgrond moet men van goede huize komen om te volharden in de idylle. Daar doet de puike luim van de slager niet aan af. Hitsig, het bebloede mes tussen de tanden, wroet hij in de darmen van het geslachte varken, dat koploos achter hem hangt.24)
Opzet of niet, in de 20e eeuw blijft het varken onverstoorbaar opduiken in het gezelschap van Dood en Verderf.
Varkens zijn het haasje bij een vuurgevecht tussen wetsdienaars en de bende van Jesse James in de western The Long Riders (1980). De bandieten hebben zich verschanst in het zwijnenkot van een bevriende boer. Met moeite ontsnappen ze aan de kogelregen. Dat er toch sprake is van een bloedbad is te danken aan het feit dat alle varkens zijn gesneuveld. Laat het gerust aan regisseur Walter Hill over, om daar een drabbig, bloeddoordrenkt tafereel van te brouwen.25)
In Sudah, laat maar beschrijft Paula Gomes op nuchtere, indringende wijze het leven in een Jappenkamp. Een ziek varken dient in verband met besmettingsgevaar te worden geruimd. Twee vrijwilligsters betreden het kot: "Ze sloegen het varken met houten knuppels op zijn kop en schopten het tegen zijn zieke buik. Het varken kermde. Ik rende weg."26) Gomes slaagt er echter niet in te ontvluchten aan het gekrijs. Tenslotte doodt een Japanner het dier, door in het hart een bajonet te steken. Als zij later aan vrienden haar verhaal doet kan haar getuigenis niet rekenen op veel bijval:"Mijn vrienden keken mij aan (…) Ze hadden verwacht dat ik over mijn moeder zou vertellen. Ze wilden weten hoe ze gestorven was, zij en al die anderen. Wat was de dood van het varken vergeleken bij de dood van de vrouwen?"27)
In de film Novecento worden over de rug van het dode varken de macabere zaken juist wel besproken.28) Na valselijk te zijn beschuldigd van de moord op een knaap heeft de ontslagen boerenknecht Olmo29) zich bekwaamd in het slachten. Terwijl hij op een boerderij twee varkens aan stukken snijdt30) wordt hij aangesproken door de man, die destijds de schuld op zich nam en werd veroordeeld. Ook hij is onschuldig, zag weliswaar wie de moord beging, maar verkoos het zwijgen.31) Olmo bedeelt hem met een verse varkenslever.32)
In Weekend (1967) van Jean-Luc Godard volstaat één weekend om de westerse civilisatie te doen ontsporen. Wat aanvangt als een genoeglijk uitstapje, draait dankzij de waanzin van het eigentijdse verkeer uit op bloeddorst en chaos. Onder het motto ‘De horreur van de bougeoisie kan enkel worden overwonnen door er horreur in het kwadraat tegenover te stellen’ vervallen jongelui in terreur en kannibalisme. Om de kliek te spijzigen wordt een varken gedood. Een man, duidelijk geen acteur, verkoopt het beest met een voorhamer een dreun. Het valt zijwaarts, met stuiptrekkende poten, waarna hij er het mes inzet. Het tafereel is opmerkelijk realistisch voor een hilarisch bedoelde film. Het gaat er verder toch vooral ludiek aan toe, met al die jeugdigen in hun Sgt. Pepper-kloffie. De geest van het varken waart rond tot in de laatste scène. Tijdens de maaltijd informeert hoofdrolspeelster Mireille Darc of ze nog steeds van hetzelfde beest eten. Jawel, maar de kok heeft er het vlees van haar man doorheen gemengd. Schep me dan nog maar eens op, zegt Darc. Beeld op zwart.
1. Benjamin Hoff - Tao van Poeh. Vertaling: Hilde Bervoets. Uitg. Sirius en Siderius, Den Haag, 8e dr., 1990, p 23.
2. Aangehaald door Jürgen Habermas, in de rede die hij hield t.g.v. de Adorno-prijs (Frankfurt) in 1980. Vertaling: Hans Driessen. Bron: Yang 1, maart 2000, p 62.
3. Theodor W. Adorno (1903-1969), vertegenwoordiger van de Kritische Theorie zoals die werd ontwikkeld door de Frankfurter Schule.
4. Constitutie van de V.S. en Franse Revolutie, beide in 1789.
5. H.W. Janson - Wereldgeschiedenis van de kunst. De Haan, Houten. 5e druk, 1986, p 570.
6 . Jürgen Habermas - Moderniteit, een onvoltooid project. In: Yang 1, mrt 2000, p 62. Vertaling: Hans Driessen.
7 & 8. Michel Foucault - Wat is Verlichting? In: Yang 1, mrt 2000, p 74. Vertaling: Walter van der Star.
9. Maar tenslotte, na vergeefse pogingen van de dadaïsten en de surrealisten, door pop-artie en postmodernist wegens vergaande dwingelandij wordt bijgezet in de berging, tussen typemachine, kolenschoep en betamax-recorder.
10. Arnold Heumakers - Onvoorstelbaar, onuitsprekelijk. In: Parmentier, jrg 10, no. 1-2, p 63. Heumakers verwijst in zijn essay naar het boek Modernity and the holocaust van Zygmunt Bauman, uit 1989.
11. Dit hoofdstuk had als ondertitel kunnen hebben: Het Animal Farm-trauma. In Orwell's politieke allegorie komen beide categorieën voor. De helft van de varkens ontpopt zich als dader en de andere helft als slachtoffer, waarbij de laatsten koelbloedig worden geëlimineerd. Vgl. hoofdstuk 1.3.
12. De bulk komt voor rekening van de nazi's, de stalinisten en de maoïsten.
13. Ralph verstaat ‘ass-mar’, en maakt zich er vrolijk over: “Sucks to your ass-mar!”
14. Vergelijk hoofdstuk 6.1 voor Jack's minachting ten aanzien van de omvang en taalvaardigheid van Piggy.
15. Vergelijk de theorieën van Georges Bataille over de functie van oerreligies in hoofdstuk 5, noot 24.
16. William Golding - Lord of the flies. Educational Ed. Faber and Faber, London '85, p 142.
17. Malcolm Godwin - Engelen, een bedreigde soort. Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 1992, p 103.
18. Hij zinspeelt op de zeug als zinnebeeld van de vruchtbaarheid. Meer en vooral ook beter gevulde zaaddozen in hoofdstuk 3.
19. Dixit Ralph op de laatste bladzijde van Lord of the flies.
20. Hans Biedermann - Prisma van de symbolen. Spectrum, Utrecht, 2e druk 1991, p 324.
21. Federico García Lorca - Dichter in New York. Vertaling: Dolf Verspoor. Meulenhoff, Amsterdam, 1990, p 75.
22. Een zwijnenjacht wordt verbeeldt op een medaillon, dat deel uitmaakt van de Boog van Constantijn te Rome (312-315 n.C.) # Op De vleesstal (1551) toont Pieter Aertsen een woest gevulde slagerskraam. Achterin rechts hangt een opengesneden varken. Curieus genoeg is het min of meer verborgen thema van het schilderij ‘de vlucht naar Egypte’. Kwestie van accenten. # Op Diana auf der Jagd (±1595) van de maniërist Paolo Fiammingo jaagt een halfnaakte Diana op een ever die oogt en huppelt als een big. Meer indruk maakt het pastorale decor. # Soms is Diana best een trut, bijvoorbeeld als ze uit wraak om een pover offer de bevolking van Calydon vergast op een ruïneus everzwijn. De jacht onder leiding van Meleager loopt uit op een slachting van jewelste. Klassiek is de beschrijving van Ovidius, in zijn Metamorphosen, boek VIII, 270 e.v.
23. Ralph Jentsch - George Grosz, The Berlin Years. Electa, Milan, 1997, p 162. Een notitie op het canvas bevestigt de Engelse titel.
24. James Malpas - Realisme. Uitgeverij Thoth Bussum, 2000, p 33.
25. Het omgekeerde in een beschrijving van de Bourguignonse moorden in 1418, opgetekend in Journal d'un bourgois: “En in minder tijd dan men honderd schreden gaan kon nadat zij dood waren, bleef hun niets dan hun onderbroek, en lagen zij op hopen als varkens in het slijk…” Bron: Herfsttij der Middeleeuwen - Johan Huizinga, 22e dr. '97, p 218.
26/27. Paula Gomes - Sudah, laat maar. Uitgeverij Querido, Amsterdam, 1975, p 63.
28. Bernardo Bertolucci - Novecento, 1976.
29. Een rol van Gerard Depardieu.
30. Wij menen ons te herinneren dat een dergelijke slacht eveneens uitvoerig wordt getoond in De klompenboom (Albero degli zoccoli, Ermanno Olmi, 1978), een meesterlijke kroniek van het leven op het Lombardische platteland.
31. De dader is de fascist Attila, vgl. hoofdstuk 7, laatste alinea.
32. Bij het verwerken van het vlees ontstaat vervolgens een discussie tussen de boeren over de teloorgang van het socialisme, als gevolg van het oprukkend fascisme. |