|
top | next |
Hoofdstuk 7. De nichtenvanger van de bokstent Waarin de kop van Hauptmann Röhm verhaalt van betere tijden, de kop van de bullebak ambras maakt en Toy Tomboy een bokstent bevrijdt van snerpende, gebronsde wichten.
Bij het betreden van Butch Bugranto’s nederige stulp zat de kop van de poedel zichzelf parmantig te boenen, kauwend op haar poten en die bevochtigend met haar tong, om ze vervolgens over haar snuit te halen. De kop met het litteken, die we dankzij de kop Zonder Naam hadden leren kennen als Hauptmann Röhm, bleek van Kuifjes Grote Kuis Avontuur, om het zo maar eens te zeggen, meer dan gemiddeld gecharmeerd.
‘Der Adi und ich, ach du lieber Gott, wij hebben saampjes nog wat stallen uitgemest,’ mijmerde hij. ‘Uiteraard liet hij mij en m’n mannen het vuile werk opknappen. Hij moest immers schone handen houden. Anders kon hij het regeren wel vergeten. Dus als het erop aankwam drukte hij zijn snor.’
‘À propos snor,’ zei Mme Janine. ‘Dat is leuk befborsteltje, daar onder uw neus. Een prima hulpstuk. Daar zou Alehina wat blij mee zijn, nietwaar Alehina?’
Tante Holebi deed er wijselijk het zwijgen toe.
‘Maar madame, meneer is voor de venten,’ zei ik.
‘Het meiske is opmerkzaam,’ beaamde de kop van Hauptmann Röhm. ‘Niks voor jou, Liebchen, een potje knokken voor de goede zaak? Een standje als jij kunnen we gebruiken. Ik heb de stal net een beetje op orde. Je moet weten dat het een zootje ongeregeld was. Der Adi wil een legertje, zo’n beetje privé, zeg maar om de wind eronder te houden in zijn partij en bij gelegenheid een robbertje te bakkeleien met het linkse gespuis, en wat krijgt ie? Rebellie! Rebellie in eigen gelederen. Dus hij zegt, Ernst, nu moet jij maar eens komen en orde op zaken stellen. Jij bent een vechtersbaas, voor geen kleintje vervaard, neem je intrek in het Bruine Huis, zet er de ramen eens lekker tegen elkaar open en geef me een militie waarop ik trots kan zijn.’
‘Het Bruine Huis?’
‘Ons hoofdkwartier te München. Dus ik zeg Sieg Heil, neem mijn intrek in het Bruine Huis en ruim die stal eens grondig uit.’
‘Zoiets heet een klysma. Daartoe benut men de klisteerspuit,’ verklaarde Mme Janine.
De kop van Hauptmann Röhm schudde van het lachen. De volvette kin vibreerde alarmerend. Nog nagrinnikend wendde hij zich tot mij.
‘Mensch, was ik getapt! Onder mijn leiding gedijde de SA. Ik commandeerde de kloekste krijgers. Na Mädel, was meinst du?’
‘Wreed! Butch Bugranto is een zeer veelzijdig monster, nietwaar tante Holebi?’
‘Mmm,’ zei ze gereserveerd. ‘Hauptmann Röhm is anders maar een nare fascist, Toy Tomboy, hoe je het ook wendt of keert. Meneer lijkt me een typisch geval van een stoelpoot, een homoseksueel die er graag op losslaat en daar ook nog genoegen aan beleeft.’
‘Reageren! Attaqueren! Kut met peren! Isoleren!’ loeide de pafferige kop met de kameleonogen, die me daarstraks zo’n schrik had aangejaagd. ‘Niks aan! Heb ik ook voor elkaar gekregen! De hele FBI op de schop! Instituut geworden! Pffft! Niks aan!’
‘En dat zonder uit de kast te komen…’ sprak de kop van Hauptmann Röhm ijzig. ‘Een prestatie van formaat, waarde Herr Hoover. Mag ik de laatste zijn om u te feliciteren. In het geheel niet mijn pakkie an, natuurlijk, al die geheimzinnigdoenerij. Met mijn zwak voor het mannelijk geslacht was men in het Derde Rijk reeds bekend in eerste jaar van het duizendtal dat was voorzien. Mijn onverbloemde handel en wandel inspireerde der Adi tot een van zijn markantste standpunten, een decreet inzake ongeoorloofde aanvallen op de gedragingen van nazibonzen. Der Adi hat gesagt: ‘De SA is een krachtenbundeling van mannen teneinde een bepaald politiek doel te bereiken.’ Der Adi hat gesagt: ‘Zij is geen opvoedkundig instituut voor juffertje van goede huize, maar een verband van rauwe vechtersbazen.’ Der Adi hat gesagt: ‘Het privé-leven is slechts een punt van discussie indien het botst met de principes van de nationaal-socialistische overtuiging.’ Vervelend voor de kat van Josepha Goebbels. Het arme beest zal het die dag wel weer hebben moeten ontzien.’
‘Chanteren! Degraderen! Wegscheren! Liquideren! Condoleren!’ knetterde de kop van de bullebak. ‘Ooit nog iets van u vernomen? Neen!’
‘Nicht der Homosexuelle ist pervers, sondern die Situation in der er lebt,’ glimlachte de kop van Hauptmann Röhm. ‘Al is men in uw geval geneigd het tegendeel te geloven. Laat me u uit de grond van mijn hart verzekeren, waarde Herr Hoover, dat, hoezeer uw spoor van geheimzinnigdoenerij ook het juiste lijkt en voert naar grazige weides, ik nooit van mijn leven ook maar één stap in die richting heb willen zetten. Hoe zou ik begrip, laat staan bewondering kunnen opbrengen voor iemand die zichzelf veroordeelt tot een bestaan in de kast? U deelt die kast met een rabiate homofoob. Namelijk uzelf. En u kunt maar niet uit die donkere, onaangename kast wegkomen, want iemand heeft de sleutel weggegooid. Namelijk uzelf.’
‘Welke kast!’ brulde de bullebak. ‘Ik heb geen kast! Ik had nooit een kast! Kastloos! Geen bewijs voor het tegendeel! Bewijzen! Bewijzen!’
‘Inderdaad, geen bewijzen. Wel getuigen,’ antwoordde de kop van Hauptmann Röhm. ‘Die ons dan vertellen over een vent in een rode jurk, met een zwarte boa om zijn nek, over twee in leer gestoken knapen en een bijbel, waaruit de een moet lezen terwijl de ander die vent streelt met rubberen handschoenen, over hoe die vent de bijbel op de grond smijt en de knaap beveelt zich bij hen te voegen.’
‘Gaat u toch een kuur doen! Waarom gaat u niet een kuurtje doen?’ krijste de bullebak. Kort hapte ook de kop van Hauptmann Röhm furieus naar lucht. Toen stiet de kop van de bullebak een huiveringwekkende kreet uit en begon woest in de rondte te draaien.
‘Game, set and match to Miss Navratilova,’ zei Mme Janine. ‘Volgende keer beter, Billy Jean.’
‘Waar zijn we in hemelsnaam beland? Bij de Bond Voor Testosteron?’ vroeg tante Holebi ontzet.
‘Dat met die bijbel is een scène naar mijn hart,’ kirde een kop die zich voor het eerst liet horen. De intussen gekalmeerde kop van Hauptmann Röhm bedankte ‘m met een knikje.
‘Dat het u maar moge behagen, mevrouw de markiezin. In mijn Berlijn, dat spijtig genoeg al driekwart eeuw niet meer bestaat, waren dergelijke taferelen aan de orde van dag. Berlin damals war einfach knorke. Belangstellende, totaal geblokkeerde Engelsen kwamen poolshoogte nemen. Herr Issyvoo, Herr Spender, Herr Auden. Herrgott noch mal, wat knepen die kostschoolgastjes fürchterlich met hun billen! De hele familie Mann kwam er aan z’n trekken. We hadden zelfs een clublied.’
De kop van Hauptmann Röhm schraapte de keel en zette onvast in.
‘Wir sind nun einmal anders als die Andern,
Die nur im Gleichschritt der Moral geliebt,
Neugierig erst durch tausend Wunder wandern,
Und für die es doch nur das Banale gibt.’
Er klonk een karig applaus.
‘Und so weiter, und so weiter,’ sprak hij transpirerend. ‘Das lila Lied!’
‘À propos lila,’ zei Mme Janine. ‘Bent u bekend met de kleurentest van uw landgenoot Lüscher? Hij meent dat een voorliefde voor violet een aanwijzing vormt voor psychische storingen. Dat leidt hij af uit het feit dat pubers, Iraniërs, zwangere vrouwen, homoseksuelen, Oost-Afrikanen en sociaal misdeelden houden van deze kleur.’
Maar de kop van Hauptmann Röhm was in gedachten verzonken.
‘Ach, wat verlang ik terug naar die bijzondere stad. Een stoombad in Berlijn is mijns inziens het toppunt van menselijk geluk. In elk geval is het verkeer en de wijze waarop het plaatsvindt me daar prima bevallen. Zoveel clubs en gelegenheden! Het atelier van Auguste Gräfin Strachwitz, met zijn martelwerktuigen en folterkamers, alles zalig decadent! In de Eldorado zaten de tules in dameskledij te wachten aan de bar. À propos dameskledij…’
Er scheen de kop van Hauptmann Röhm iets te binnen te schieten.
‘De zoon, ik bedoel kloon van een kennis van me, inderdaad uit Berlijn, zit met een pietepeuterig probleem. De kwestie is…’
‘Gaat ge het dan nog eens expliceren?’ vroeg ik en keek verwachtingsvol naar Mme Janine, die achter me liep en haar tanden zette in een broodje hamburger.
‘Schat, ’t is simpel,’ zei ze met een mond vol brood en vlees. Een gesausde uienring hing uit haar rechter mondhoek en kleurde haar kin terwijl ze me toesprak. ‘Een kennis van de kop van Hauptmann Röhm is gekloond. Die kloon baat sinds jaar en dag een bokstent uit. Loopt altijd goed. Behalve vandaag. Vandaag loopt het voor geen meter. De toestand is kritiek. Er staat zich al de hele middag een horde snerpende nichten te verdringen voor de boksers. De gebronsde wichten joelen, maakte suggestieve opmerkingen en houden het publiek, ergo de goedwillende vechtersbaas die een van de boksers zou willen uitdagen, op grote afstand.’
‘En hoe vatten tante Holebi, u en ik de nichten bij de neus?’
‘Ook dat is simpel. Daartoe gebruiken we ons geheime wapen. Jouw kont.’
‘Ah bon. Ben fier op m’n derrièrken, hè. Toen ik jong was…’
‘Eergisteren?’ wierp Mme Janine ertussen.
‘– Vond gans het dorp al dat ik een tof derrièrken had. Maar waarom ge daar nu zo hard op gaat? Wat er zo apart aan is?’
‘Aan jouw poppenkontje? Dat kan ik niet beoordelen,’ zei Mme Janine sluw. ‘Dan zou ik het eerst moeten zien.’
‘Praat niet over die knul z’n kont alsof het karbonade betreft,’ zei Tante Holebi wrevelig en een tikje schuldbewust. ‘Dit is het plan, Toy. Madame Janine wekt de opmerkzaamheid van de snerpende nichten. Een bescheiden inspanning, ze is erop gekleed. Nu kom jij met je bord. Je steekt je bord in de hoogte. Onze vriendin spoort de meiden aan je te volgen. Wiegel maar eh… maar een beetje met je…’
Ze mompelde iets onverstaanbaars, kreeg het nauwelijks uit haar strot.
De omstandigheden bij de bokstent waren daadwerkelijk kritiek.
‘Kritiek? Zeg maar gerust rampzalig! Nog zo’n dag en ik kan opdoeken. Weet u eigenlijk hoe hoog hier het stageld is?’ lamenteerde een bebrilde man van middelbare leeftijd met druppels zweet in zijn walrussnor. ‘O pardon, mijn naam is Hirschfeld. Magnus Hirschfeld de tweede, aangenaam. Ik ben de uitbater van dit onfortuinlijke bokspaviljoen. Geloof me, ook ik had liever een rariteitenkabinet op poten gezet, gelijk mijn oerpa. O pardon, wij klonen spreken niet van opa, maar van oerpa, of, in het geval van een tweede generatie kloon, van oerpaasoerpa. En nu staat mijn levenswerk op het punt te worden vernietigd. Was ik maar nooit naar deze stad gekomen! Hoe heet het hier ook weer?’
‘Lieve heer Hirschfeld…’
‘De tweede.’
‘De tweede. Wat maakt ’t uit, al was je de zeshonderd zesenzestigste! Lieve heer Hirschfeld… de tweede. Ik kom hier om u te melden dat uw problemen tot de verleden tijd behoren. Stapt u terzijde.’
Mme Janine stelde zich voor de snerpende, gebronsde wichten en hief de armen. De relatieve stilte, als gevolg van het abrupt wegvallen van het gesnerp, deed denken aan de vrijwel totale stilte, aan het begin van de middag op het station, die me in staat stelde het geschrei van Pikkie te horen, aldus de opmaat vormend voor dit dolle avontuur.
Madame gaf me het teken. Ik stak het bord omhoog.
MAKE-UP PARTY.
‘Dames. Mijn zusje geeft een make-up party. Allemaal heerlijke dingen. Kleuren, trends, praktische wenken en nuttige tips. Liever kastanje dan blond, dat is de mood op dit moment. Korte nagels, gele nagels, nagelgroeven of velletjes? Wat doe je tegen cellulitis? Kissable lips, tips voor mooie, sexy lippen. Volgt u mijn zusje…’
Ik zette mij in beweging. Het was als zwaan-kleef-aan op de bewaarschool. Een sliert opportunistische wichten, uit op voordeeltjes, gratis monsters en god weet wat nog meer volgde kirrend en kakelend maar gedwee mijn gat.
‘Is het geen poepje?’
‘Ik ook, ik ook!’
‘Vast nog anaalfabeet.’
‘Wat gaat ie bewonderenswaardig onmodieus gekleed. Dat schoeisel, zo onbestemd. Een lichtgrijze ribbroek en een overhemd met een wijnvlek. Vurrukkuluk!’
‘Nee, jij trekt volle sauna’s.’
‘En die afgedragen Noorse trui om zijn middel! Dat Noorse gedoetje wordt weer hip. Mind my words!’ |